60
“Wil je naast mij of naast je vader zitten?”, vraagt mijn moeder standaard als ik bij hen eet. “Doe maar naast jou, dan zit ik tegenover pap. Praat makkelijker.”
Ik hoor een kleine zucht en zie een glimlach bij mijn moeder. Ze weet hoe het zit en dat dat nooit zal veranderen: Laura is een papa’s kindje. Wat niet wegneemt dat ik heel erg van mijn moeder houd, laat dat even duidelijk zijn.
Vraag me niet of het vroeger ook zo was en waarom het zo is, maar de connectie met mijn vader is – in elk geval vanuit mijn kant – niet los te snijden. Een soort onzichtbaar touwtje waardoor we verbonden zijn. Ik zie mijn moeder nog net niet met haar ogen rollen als ik in een discussie wéér mijn vader bijval. Lees verder…